Deel 1:
Kennis van de noodplanningsstructuren en gevraagde verbeteringen aan de wetgever
Kennis van de noodplanningsstructuren en gevraagde verbeteringen aan de wetgever
[Auteur: #NIPlab | Donald Goedheid - Jeroen Vanherck]
Op 3 augustus 2016 verscheen het tussentijds en voorlopig verslag over het onderdeel “hulpverlening” van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de omstandigheden die hebben geleid tot de terroristische aanslagen van 22 maart 2016 in de luchthaven Brussels-Nationaal en in het metrostation Maalbeek te Brussel. Het hele verslag van dit parlementair onderzoek is beschikbaar via: http://www.lachambre.be/doc/FLWB/pdf/54/1752/54K1752006.pdf
Dit omstandig verslag telt meer dan 100 pagina’s en niet minder dan 279 vaststellingen, analyse en aanbevelingen. Via deze blog gaan we dieper in op de items die betrekking of invloed kunnen hebben op de lokale noodplanning.
Opbouw van de blog:
Om het verslag van de onderzoekscommissie te ontrafelen naar relevante vaststellingen die mogelijk invloeden of actiepunten voor de lokale noodplanning bevatten werden alle weerhouden items in 4 grote thema’s opgedeeld:
1. Kennis van de noodplanningstructuren
2. Gevraagde verbeteringen aan de wetgever
3. Actiepunten voor de lokale noodplanning
4. Oefenen volgens de onderzoekscommissie
We starten ieder thema met de overname van de relevante items uit het verslag, inclusief het volgnummer van het item zoals in het verslag opgenomen. Zo kan de lezer zich eenvoudig bijkomend informeren of het opzoeken in het gehele verslag.
Om het geheel leesbaar te houden splitsen we deze uiteenzetting op in 2 blogs.
Opbouw van het commissieverslag:
Het tussentijds en voorlopig verslag van de onderzoekscommissie werd opgebouwd uit 2 Titels. In Titel 1 wordt de algemene opdrachten, bevoegdheden en de uitgevoerde werkzaamheden beschreven. In Titel 2 vinden we de vaststellingen, analyse en aanbevelingen terug. Het is uit dit 2° deel van het rapport dat de mogelijke leer- en aandachtspunten voor de lokale noodplanning komen. Titel 2 werd in het verslag opgebouwd uit 6 hoofdstukken:
1. Nood- en interventieplannen
2. Hulpdiensten
3. Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de regering
4. Communicatie
5. Slachtoffers
6. Varia
Ieder hoofdstuk heeft 2 luiken. Eerst worden “vaststellingen en analyse” opgesomd, waarna een reeks aanbevelingen volgen.
Om het verslag van de onderzoekscommissie te ontrafelen naar relevante vaststellingen die mogelijk invloeden of actiepunten voor de lokale noodplanning bevatten werden alle weerhouden items in 4 grote thema’s opgedeeld:
1. Kennis van de noodplanningstructuren
2. Gevraagde verbeteringen aan de wetgever
3. Actiepunten voor de lokale noodplanning
4. Oefenen volgens de onderzoekscommissie
We starten ieder thema met de overname van de relevante items uit het verslag, inclusief het volgnummer van het item zoals in het verslag opgenomen. Zo kan de lezer zich eenvoudig bijkomend informeren of het opzoeken in het gehele verslag.
Om het geheel leesbaar te houden splitsen we deze uiteenzetting op in 2 blogs.
Opbouw van het commissieverslag:
Het tussentijds en voorlopig verslag van de onderzoekscommissie werd opgebouwd uit 2 Titels. In Titel 1 wordt de algemene opdrachten, bevoegdheden en de uitgevoerde werkzaamheden beschreven. In Titel 2 vinden we de vaststellingen, analyse en aanbevelingen terug. Het is uit dit 2° deel van het rapport dat de mogelijke leer- en aandachtspunten voor de lokale noodplanning komen. Titel 2 werd in het verslag opgebouwd uit 6 hoofdstukken:
1. Nood- en interventieplannen
2. Hulpdiensten
3. Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de regering
4. Communicatie
5. Slachtoffers
6. Varia
Ieder hoofdstuk heeft 2 luiken. Eerst worden “vaststellingen en analyse” opgesomd, waarna een reeks aanbevelingen volgen.
Voorafgaandelijke opmerkingen uit het commissieverslag:
Titel 2 van het commissieverslag start met een aantal voorafgaandelijke opmerkingen. Ter erkenning van de uitzonderlijke prestaties, in moeilijke omstandigheden, die op 22 maart 2016 werden geleverd door de hulp- en veiligheidsdiensten citeren we hier een krachtig statement van de onderzoekscommissie:
“De onderzoekscommissie onderstreept het professionalisme van de hulpdiensten, die in het licht van deze ongeziene ramp snel en doeltreffend hebben opgetreden. De hulpdiensten hebben hun werk moeten doen in een niet-beveiligde omgeving als gevolg van het risico op een navolgende aanslag, en kregen te maken met oorlogswonden die in België nooit eerder bij een aanslag te zien waren en die zelfs voor de meest ervaren mensen choquerend waren. Voorts wenst de onderzoekscommissie nadrukkelijk te wijzen op de moed en de solidariteit waarvan die mensen op het terrein blijk hebben gegeven.” [P25]
Meteen bevatten deze voorafgaandelijke opmerkingen een belangrijkste eerste leerpunt voor al wie van ver of dichtbij betrokken is bij het verlenen van hulp bij een grootschalig incident. Daar waar we tot nu toe met z’n allen de reflex hadden om zo snel mogelijk, zo voltallig mogelijk ter plaatsen te komen, zullen we met deze aanpak in de toekomst veel omzichtiger moeten omspringen.
“Tussen de twee aanslagen en na de tweede aanslag heerste er heel wat onzekerheid over mogelijke andere springtuigen die tot ontploffing konden gebracht worden door eventueel nog rondlopende andere daders.” [p25]
Procedures zullen in de toekomst dus meer rekening moeten gaan houden met een 2° of meerdere aanvallen.
1. Kennis van de noodplanningsstructuren:
Het verslag van de onderzoekscommissie legt op enkele plaatsen pijnlijk bloot dat cruciale actoren binnen de hulp- & veiligheidsdiensten niet voldoende op de hoogte zijn van de noodplanningsstructuren welke zijn vastgelegd in de bestaande wetgeving.
Enkele van volgende citaten uit het commissierapport moeten ons als lokale noodplanners (multidisciplinair) aanzetten tot nadenken. Welke bijdrage kunnen we hieraan vanuit het lokaal niveau?
[ieder citaat wordt vooraf gegaan door het paragraafnummer uit het commissierapport]
[42] “De federale fase van het crisisbeheer werd pas om 09u03 afgekondigd, en de “coördinatievergadering” werd overeenkomstig het koninklijk besluit van 31 januari 2003 omgezet in een “crisiscel”. Er heerste op het terrein echter onduidelijkheid over deze besluitvorming en sommige getuigen hebben aangegeven dat zij vóór dat tijdstip wisten dat die federale fase in werking was getreden”
[43] “De Dir CP-Ops, staat in voor het inrichten van de commandoposten en het organiseren van de multidisciplinaire hulpverlening. Hij is in afwachting van het (provinciaal) multidisciplinair coördinatiecomité de beleidsverantwoordelijke (NPU-1). In principe (koninklijk besluit van 10 februari 2006) wordt de functie van Dir CP-Ops uitgeoefend door de brandweerofficier met de hoogste graad. De bevoegde overheid (burgemeester of gouverneur) kan een leidinggevende van een andere discipline, die meer bij de noodsituatie betrokken is, aanwijzen als Dir CP-Ops. Hij wordt bijgestaan door een Dir-BW, een Dir-Med en een Dir-Pol.
De functie van Dir CP-Ops ressorteert dus in beginsel onder discipline 1, wat problemen kan doen rijzen bij een terroristische aanslag. Vooral wanneer de terroristen nog ter plaatse zijn of er nog explosieven aanwezig zijn die een rechtstreeks risico vormen, moeten het onderzoek en andere administratieve en gerechtelijke handelingen gelijktijdig worden uitgevoerd, wat een eenvormige bevelvoering en een specifieke coördinatie vereist. Zoals eerder vastgesteld kan de leiding dan beter aan discipline 3 worden overgedragen. Dit is een beslissing die best telkens op een ad hoc basis wordt genomen maar die bij terroristische aanslagen zo snel als mogelijk en systematisch aan de bevoegde autoriteiten moet worden voorgelegd.”
[44] “In de praktijk hebben meerdere personen eenzelfde functie vervuld, wat soms tot verwarring leidde tussen de oorspronkelijke en de in het kader van de noodplannen aangenomen functie. Zo bleven de eerst op de plaats van de aanslagen interveniërende politiechefs hun bevoegdheden vanuit hun reguliere functie uitoefenen en namen zij niet hun nieuwe leidinggevende opdracht (Dir-Pol) waar op basis van een algemene politieverantwoordelijkheid, met zeggenschap over alle binnen de afgebakende perimeters n.a.v. de aanslagen actieve politiemensen.”
[50] “Na de aanslag in Zaventem verliep de leiding van de operaties ongelijk en inadequaat, werd er te lang geaarzeld om een multidisciplinair comité (CC) in te richten en werd om 09u03 naar de federale fase opgeschaald. De gouverneur heeft niet ingegrepen, ook niet bij het invoeren van de provinciale fase. Het provinciaal crisis- en coördinatiecomité werd door de gouverneur in Leuven ingericht. Hij heeft zich initieel niet op de plaats van de ramp begeven om dit comité samen te laten voegen met het CP-Ops. Nadien was het de bedoeling om het coördinatiecomité dichter bij het CP-Ops te brengen. Ondanks de begrijpelijke argumenten die de gouverneur hiervoor aanhaalde (de risico’s op veiligheid in Zaventem, de mogelijke moeilijke toegankelijkheid van de luchthaven) verdient het aanbeveling om het coördinatiecomité dichter bij de operationele cel te brengen.”
[63] “Jammer genoeg heeft de CP-Ops op 22 maart 2016 tekortgeschoten. Dat heeft tot coördinatieproblemen geleid, onder meer met de noodcentrales 100/112 van Leuven. Juist wanneer een situatie minder voorbereid en ingeoefend is (in casu een terroristische aanslag), is het snel inrichten van een goed functionerend CP-Ops essentieel. Bovendien wordt het CP-Ops geacht om de bevoegdheden van het Coördinatiecomité waar te nemen, zolang dit Comité niet is samengesteld. Dit is niet gebeurd.
De gouverneur van Vlaams-Brabant heeft ook niet nagegaan of er een CP-Ops werkzaam was en heeft ook geen initiatief genomen om er alsnog één op te richten.”
[209] “Het gebruik van ASTRID toestellen is bij gebrek aan oefening niet eenvoudig. De ASTRID-procedures waren niet voldoende uitgeprobeerd en de omschakeling naar andere frequenties maakte geen deel uit van een plan. De gebruikers hebben bovendien hun gebruikelijke werkwijze aangehouden wat in belangrijke mate heeft bijgedragen tot de vastgestelde problemen.”
Samengevat:
Een goede kennis van de noodplanningsstructuren kunnen op zich al heel wat ongemakken voorkomen zoals blijkt uit bovenstaande citaten. Vanuit de disciplines en de lokale noodplanning zal blijvende waakzaamheid nodig zijn om de kennis van de noodplanningsstructuren op peil te brengen en houden. Dit kan onder meer door opleiding en oefenen. Enkele belangrijke aandachtspunten voor opleiding, oefening en tijdens reële incidenten:
- Onduidelijkheid over de fase waarin gewerkt werd à belang van correct en duidelijk op- & afschalen en iemand aanduiden die dit checkt
- Onduidelijkheid wie de DIR-CP-Ops was en dus de leiding op het terrein had à duidelijke taakverdeling en iemand aanduiden die dit checkt. Hulpmiddel hierbij is het snel inzetten van de hesjes voor de DIR’s zoals vastgelegd in de NPU-4.
- Aarzeling om een multidisciplinair coördinatie comité op te richten à een goede kennis en doorgedreven oefenen van de noodplanningsstructuren kunnen opschalingsangst voorkomen
- Gebruik van mono- & multidisciplinaire communicatiemodellen via ASTRID onvoldoende gekend à hier zal gekozen moeten worden tussen meer oefenen of de werking vereenvoudigen
2. Gevraagde verbeteringen aan de wetgever:
Op basis van al de interviews en onderzoeksdagen die de commissie uitvoerde kwam deze tot een aantal vaststellingen en aanbevelingen die door de wetgever of de hogere overheid meegenomen dienen te worden naar de toekomst. Heel wat daarvan zullen op korte of lange terrein ook invloed hebben op de lokale noodplanning.
Enkele citaten uit het onderzoeksrapport maken dit duidelijk. Sommigen zijn vandaag reeds zichtbaar of in ontwikkeling:
[ieder citaat wordt vooraf gegaan door het paragraafnummer uit het commissierapport]
[11] “De reglementering werd na 2006 (nvdr: het KB noodplanning), met uitzondering van het koninklijk besluit van 1 mei 2016 tot vaststelling van het nationaal noodplan betreffende de aanpak van een terroristische gijzelneming of terroristische aanslag, op een uitzondering na, niet meer aangepast. Een actualisatie is nodig.”
[22] “Het eventueel invoeren van dreigingsniveau 3 of 4 versterkt, mede op basis van het ontberen van de dimensie terrorisme in de regelgeving, de kloof tussen de actuele plannen en de actuele terrorisme gerelateerde dreiging.”
[23] “Dit had ook als gevolg dat in de praktijk de leiding van de operaties niet langer was gewaarborgd, omdat de brandweer dacht dat aangezien men met aanslagen te maken had, hun discipline niet langer de meest geschikte was om de coördinatie van de hulpverlening op zich te nemen. De politie heeft van haar kant de leiding van de operaties niet effectief genomen, omdat ze er geen bevel toe gekregen had. In Zaventem heeft dat gebrek aan echte eenheid van bevel gevolgen gehad onder meer voor de coördinatie van de hulpverlening en de goede communicatie tussen de brandweer op het terrein en de 112 in Leuven.”
[26] “Ingevolge voormeld koninklijk besluit van 1 mei 2016 moeten nu specifieke plannen voor terrorisme opgesteld worden, maar de logica van het koninklijk besluit van 1 mei 2016 spoort op verschillende punten niet met de logica van de koninklijk besluiten van 31 januari 2003 en van 16 februari 2006.”
[27] “Een algemene, logische, multifunctionele en multidisciplinaire integratie van al deze verschillende voorschriften is dus nodig.”
[28] “Een actualisatie en integratie van de reglementering is aangewezen. Er moet één coherente en globale reglementering inzake noodplanning uitgewerkt worden, met integratie van alle bestaande regelgeving in een nieuw alomvattend koninklijk besluit. Deze codificatie is mede op basis van alle in het kader van dit onderzoek gedane aanbevelingen noodzakelijk en dringend. De definitie van het begrip “noodsituatie” in artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 16 februari 2006 is voldoende duidelijk en richtinggevend. Bij wijziging van dit koninklijk besluit n.a.v. de gewenste integratie ervan met het koninklijk besluit van 1 mei 2016, is een specifieke vermelding van de notie “terroristische aanslag” in deze definitie wel wenselijk maar niet onontbeerlijk. Het is ook aangewezen om op basis van hetzelfde koninklijk besluit van 1 mei 2016 in de algemene noodplanning rekening te houden met het ontbreken van de dimensie terreur.”
[53] “Van zodra het duidelijk is dat het om een terroristische aanslag gaat, kan sneller en systematischer naar de federale fase worden opgeschaald. De verhouding en de interactie tussen het federale, het provinciale en het gemeentelijke niveau dienen bij het op- en afschalen duidelijker bepaald te worden. Mede op basis van NPU-1 moet meer duidelijkheid verschaft worden over welk niveau verantwoordelijk is bij een opschaling van de plannen en hoe de verschillende niveaus, zowel operationeel als beleidsmatig, dienen samen te werken. Het is raadzaam om een eventueel op- en afschalen aan alle diensten te communiceren.”
[149] “De afkondiging van de federale fase heeft tot gevolg dat de minister van Binnenlandse Zaken instaat voor de beleidscoördinatie, waarbij de beslissingen omtrent de te nemen maatregelen worden genomen door de beheerscel van het Crisiscentrum. De onderzoekscommissie stelt hierbij vast dat er op 22 maart 2016 diverse crisiscellen tegelijk
actief waren, waarbij de onderlinge verhouding kennelijk niet steeds duidelijk was. Naast het Crisiscentrum, bleken er immers ook crisiscellen te functioneren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de provincie Vlaams-Brabant en bij de MIVB. In dat verband is tevens gebleken dat de samenhang tussen de federale fase enerzijds en de provinciale en gemeentelijke fasen anderzijds bij heel wat betrokken diensten en actoren vragen oproept. Op dit vlak lijken bepaalde actoren en diensten onvoldoende diepgaande kennis te hebben van de toepasselijke reglementering.”
[164] “Het Crisiscentrum ontwikkelde de alarmeringstool BE-Alert, die toelaat om de rechtstreeks bij een noodsituatie betrokken personen snel(ler) en duidelijk(er) te verwittigen en zo goed mogelijk te informeren. De inschrijving op dit alarmeringskanaal is kosteloos. Ook de ontvangst van alarmberichten is kosteloos. Via BE-Alert kunnen momenteel oproepen worden gedaan naar vaste en mobiele telefoons, mails worden verzonden en berichten worden geplaatst op de sociale media. In de nabije toekomst zal dit systeem ook toelaten om de rechtstreeks bij een crisissituatie betrokken personen te lokaliseren via hun mobiele telefoon.”
[166] “Met het oog op de verbetering van de informatiedoorstroming ging het Crisiscentrum inmiddels, met financiële ondersteuning van de federale regering en in overleg met de federale, lokale en multidisciplinaire partners, over tot de ontwikkeling van het Incidents and Crisis Management System (ICMS). Dit ICMS is een beveiligd internetplatform dat alle bij het crisisbeheer betrokken diensten en actoren in real time toegang zal geven tot alle beschikbare informatie.”
[176] “De onderzoekscommissie onderschrijft ten volle het belang van het Incidents and Crisis Management System en waardeert de ter zake reeds geleverde inspanningen. Zij dringt erop aan dat zo spoedig mogelijk concreet vorm wordt gegeven aan dit beveiligde digitaal platform. De onderzoekscommissie meent dat het ICMS in de toekomst het prioritair informatiekanaal dient te zijn, zodat gewaarborgd kan worden dat de beslissingen van de beheerscel van het Crisiscentrum snel kunnen worden uitgevoerd, waarbij alle noodzakelijke informatie in real time ter beschikking is van alle diensten en actoren die betrokken zijn bij het beheer van een nationale crisissituatie. In die zin dient het ICMS te worden ingebed in het door de onderzoekscommissie voorgestelde communicatie- en opvolgingsplatform.”
[177] “De onderzoekscommissie acht het verder wenselijk dat het ICMS op dusdanige wijze wordt ontwikkeld dat het ook toelaat om zo goed als mogelijk in real time zicht te krijgen op de beschikbare capaciteit van elke bij het crisisbeheer betrokken discipline. Dit biedt volgens de onderzoekscommissie immers een belangrijke meerwaarde bij de besluitvorming binnen het Crisiscentrum én bij de uitvoering van de daaruit resulterende maatregelen. Het dient echter wel te worden erkend dat de capaciteit van een discipline een operationeel gegeven is, waarbij eventuele problemen in eerste orde behandeld moeten worden door de vertegenwoordigers van de disciplines in de federale of provinciale cellen.
[244] “Er rezen ook problemen bij het identificeren en het opstellen van de lijsten van de slachtoffers, enerzijds als gevolg van het aanwenden van verschillende procedures en anderzijds ook om reden dat bepaalde ziekenhuizen het beroepsgeheim aanvoerden en dus weigerden om de identiteit van de slachtoffers vrij te geven. Hierdoor bleef er gedurende een te lange periode onduidelijkheid bestaan betreffende de lijst(en) van de slachtoffers die opgenomen werden in ziekenhuizen. Maar wat hierbij vooral ontbrak, is een geautomatiseerd alomvattend registratiesysteem voor slachtoffers.”
[259] “Een van de grootste en meest omvangrijke behoeftes, is de behoefte van de slachtoffers om direct te worden geïnformeerd over de stand van zaken. Het ontberen van een centraal aanspreekpunt voor slachtoffers creëerde een onduidelijke situatie voor slachtoffers en hulpverleners. Zij moesten dikwijls zelf op zoek gaan naar (door hen te betalen) psychologische en andere nazorg. Het kwam ook voor dat mensen die zochten naar familieleden of vrienden en kennissen geen beroep konden doen op een centraal aanspreekpunt. De diensten die hierbij optraden (slachtofferbejegening politie, slachtofferhulp door de diensten van algemeen welzijn, psychologische adviseurs FOD Volksgezondheid), hebben zich volledig ingezet, maar dit verliep niet altijd op een voldoende gecoördineerde wijze. Vooral de psychosociale hulp aan slachtoffers verliep fragmentarisch en verschilde sterk naargelang de dienst of organisatie die in actie kwam. Ook hulpverleners hebben nood aan ondersteuning. Sommige diensten besteedden daar meer aandacht aan dan andere.”
Samengevat:
De commissie vraagt verdere uitwerking of herschrijven van wetgeving. Een deel van de aangehaalde noden (ICMS, BE-Alert) krijgen reeds enige vorm. Andere aanpassingen zullen onvermijdelijk op middellange of lange termijn ook invloed hebben op de lokale noodplanning.
De belangrijkste werkpunten waarmee de lokale noodplanning zal geconfronteerd worden:
- Nood aan actualisatie van het KB noodplanning en afstemming met betrokken andere wetgeving (bv KB terro van 1 mei 2016. De eerste stappen voor de actualisatie van het KB op de noodplanning werden in de eerste helft van 2016 reeds genomen. Een nieuw KB wordt voorbereid. Ook voor de lokale noodplanning wordt het afwachten wat dit brengt. Het herschrijven van het KB op de noodplanning biedt meteen oportuniteiten om de rol van de ambtenaar noodplanning ook een operationeel karakter te geven. De praktijk wijst immers uit dat het vroegtijdig betrekken van de ambtenaar noodplanning het multidisciplinair karakter van de hulpverlening versterkt. De ambtenaar noodplanning werkt ten slotte dagdagelijkst vanuit een multidisciplinair uitgangspunt.
- Nood aan afspraken bij terroristische incidenten (of dreiging). KB terro van 1 mei 2016 werd ondertussen gepubliceerd maar blijkt praktisch niet werkbaar wegens in conflict met het KB op de noodplanning. Het huiswerk zal dus vroeg of laat over gedaan moeten worden om juridische tegenstrijdigheden bij de hulpverlening te voorkomen. Bij het opmaken van de provinciale BNIP’s rond terro, is deze tegenstrijdigheid meteen reeds een eerste struikelblok gebleken.
- Nood aan afspraken rond de verhoudingen en interactie tussen de verschillende bestuurlijke overheden enerzijds en beheercellen van belangrijke stakeholders (zoals bedrijven, instellingen, vervoersmaatschappijen…) anderzijds. Aandachtspunt voor de lokale noodplanning is dat de burgemeester , via de nieuwe gemeentewet (art 133 & 135, §2), de bevoegdheid inzake handhaving van de openbare orde werd toevertrouwd. Hoe gaan we hiermee om als lokale noodplanning / Lokaal bestuur tijdens een federale fase?
- Nood aan een eenvormig digitaal communicatie & informatie platform à ICMS is in ontwikkeling en komt tegemoet aan de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Belangrijk hierbij is dat ook de lokale noodplanning hiervan intensief gebruik zal maken bij grote en minder grote incidenten teneinde de werking ervan goed te beheersen.
- Nood aan een snelle en uniforme communicatietool met de bevolking betrokken bij een grootschalig incident à BE-Alert wordt in de eerste helft van 2017 geïmplementeerd met tegen de zomer een nationale campagne. Ook de lokale noodplanning zal hiervan gebruik kunnen maken.
- Nood aan een snel beschikbare en correcte slachtofferlijst. Om allerlei redenen is dit momenteel een grote uitdaging bij ieder incident met vele slachtoffers. Voor de lokale noodplanning is het belangrijk deze redenen te begrijpen en vroegtijdig te kunnen uitleggen aan de bevolking.
Op basis van al de interviews en onderzoeksdagen die de commissie uitvoerde kwam deze tot een aantal vaststellingen en aanbevelingen die door de wetgever of de hogere overheid meegenomen dienen te worden naar de toekomst. Heel wat daarvan zullen op korte of lange terrein ook invloed hebben op de lokale noodplanning.
Enkele citaten uit het onderzoeksrapport maken dit duidelijk. Sommigen zijn vandaag reeds zichtbaar of in ontwikkeling:
[ieder citaat wordt vooraf gegaan door het paragraafnummer uit het commissierapport]
[11] “De reglementering werd na 2006 (nvdr: het KB noodplanning), met uitzondering van het koninklijk besluit van 1 mei 2016 tot vaststelling van het nationaal noodplan betreffende de aanpak van een terroristische gijzelneming of terroristische aanslag, op een uitzondering na, niet meer aangepast. Een actualisatie is nodig.”
[22] “Het eventueel invoeren van dreigingsniveau 3 of 4 versterkt, mede op basis van het ontberen van de dimensie terrorisme in de regelgeving, de kloof tussen de actuele plannen en de actuele terrorisme gerelateerde dreiging.”
[23] “Dit had ook als gevolg dat in de praktijk de leiding van de operaties niet langer was gewaarborgd, omdat de brandweer dacht dat aangezien men met aanslagen te maken had, hun discipline niet langer de meest geschikte was om de coördinatie van de hulpverlening op zich te nemen. De politie heeft van haar kant de leiding van de operaties niet effectief genomen, omdat ze er geen bevel toe gekregen had. In Zaventem heeft dat gebrek aan echte eenheid van bevel gevolgen gehad onder meer voor de coördinatie van de hulpverlening en de goede communicatie tussen de brandweer op het terrein en de 112 in Leuven.”
[26] “Ingevolge voormeld koninklijk besluit van 1 mei 2016 moeten nu specifieke plannen voor terrorisme opgesteld worden, maar de logica van het koninklijk besluit van 1 mei 2016 spoort op verschillende punten niet met de logica van de koninklijk besluiten van 31 januari 2003 en van 16 februari 2006.”
[27] “Een algemene, logische, multifunctionele en multidisciplinaire integratie van al deze verschillende voorschriften is dus nodig.”
[28] “Een actualisatie en integratie van de reglementering is aangewezen. Er moet één coherente en globale reglementering inzake noodplanning uitgewerkt worden, met integratie van alle bestaande regelgeving in een nieuw alomvattend koninklijk besluit. Deze codificatie is mede op basis van alle in het kader van dit onderzoek gedane aanbevelingen noodzakelijk en dringend. De definitie van het begrip “noodsituatie” in artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 16 februari 2006 is voldoende duidelijk en richtinggevend. Bij wijziging van dit koninklijk besluit n.a.v. de gewenste integratie ervan met het koninklijk besluit van 1 mei 2016, is een specifieke vermelding van de notie “terroristische aanslag” in deze definitie wel wenselijk maar niet onontbeerlijk. Het is ook aangewezen om op basis van hetzelfde koninklijk besluit van 1 mei 2016 in de algemene noodplanning rekening te houden met het ontbreken van de dimensie terreur.”
[53] “Van zodra het duidelijk is dat het om een terroristische aanslag gaat, kan sneller en systematischer naar de federale fase worden opgeschaald. De verhouding en de interactie tussen het federale, het provinciale en het gemeentelijke niveau dienen bij het op- en afschalen duidelijker bepaald te worden. Mede op basis van NPU-1 moet meer duidelijkheid verschaft worden over welk niveau verantwoordelijk is bij een opschaling van de plannen en hoe de verschillende niveaus, zowel operationeel als beleidsmatig, dienen samen te werken. Het is raadzaam om een eventueel op- en afschalen aan alle diensten te communiceren.”
[149] “De afkondiging van de federale fase heeft tot gevolg dat de minister van Binnenlandse Zaken instaat voor de beleidscoördinatie, waarbij de beslissingen omtrent de te nemen maatregelen worden genomen door de beheerscel van het Crisiscentrum. De onderzoekscommissie stelt hierbij vast dat er op 22 maart 2016 diverse crisiscellen tegelijk
actief waren, waarbij de onderlinge verhouding kennelijk niet steeds duidelijk was. Naast het Crisiscentrum, bleken er immers ook crisiscellen te functioneren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de provincie Vlaams-Brabant en bij de MIVB. In dat verband is tevens gebleken dat de samenhang tussen de federale fase enerzijds en de provinciale en gemeentelijke fasen anderzijds bij heel wat betrokken diensten en actoren vragen oproept. Op dit vlak lijken bepaalde actoren en diensten onvoldoende diepgaande kennis te hebben van de toepasselijke reglementering.”
[164] “Het Crisiscentrum ontwikkelde de alarmeringstool BE-Alert, die toelaat om de rechtstreeks bij een noodsituatie betrokken personen snel(ler) en duidelijk(er) te verwittigen en zo goed mogelijk te informeren. De inschrijving op dit alarmeringskanaal is kosteloos. Ook de ontvangst van alarmberichten is kosteloos. Via BE-Alert kunnen momenteel oproepen worden gedaan naar vaste en mobiele telefoons, mails worden verzonden en berichten worden geplaatst op de sociale media. In de nabije toekomst zal dit systeem ook toelaten om de rechtstreeks bij een crisissituatie betrokken personen te lokaliseren via hun mobiele telefoon.”
[166] “Met het oog op de verbetering van de informatiedoorstroming ging het Crisiscentrum inmiddels, met financiële ondersteuning van de federale regering en in overleg met de federale, lokale en multidisciplinaire partners, over tot de ontwikkeling van het Incidents and Crisis Management System (ICMS). Dit ICMS is een beveiligd internetplatform dat alle bij het crisisbeheer betrokken diensten en actoren in real time toegang zal geven tot alle beschikbare informatie.”
[176] “De onderzoekscommissie onderschrijft ten volle het belang van het Incidents and Crisis Management System en waardeert de ter zake reeds geleverde inspanningen. Zij dringt erop aan dat zo spoedig mogelijk concreet vorm wordt gegeven aan dit beveiligde digitaal platform. De onderzoekscommissie meent dat het ICMS in de toekomst het prioritair informatiekanaal dient te zijn, zodat gewaarborgd kan worden dat de beslissingen van de beheerscel van het Crisiscentrum snel kunnen worden uitgevoerd, waarbij alle noodzakelijke informatie in real time ter beschikking is van alle diensten en actoren die betrokken zijn bij het beheer van een nationale crisissituatie. In die zin dient het ICMS te worden ingebed in het door de onderzoekscommissie voorgestelde communicatie- en opvolgingsplatform.”
[177] “De onderzoekscommissie acht het verder wenselijk dat het ICMS op dusdanige wijze wordt ontwikkeld dat het ook toelaat om zo goed als mogelijk in real time zicht te krijgen op de beschikbare capaciteit van elke bij het crisisbeheer betrokken discipline. Dit biedt volgens de onderzoekscommissie immers een belangrijke meerwaarde bij de besluitvorming binnen het Crisiscentrum én bij de uitvoering van de daaruit resulterende maatregelen. Het dient echter wel te worden erkend dat de capaciteit van een discipline een operationeel gegeven is, waarbij eventuele problemen in eerste orde behandeld moeten worden door de vertegenwoordigers van de disciplines in de federale of provinciale cellen.
[244] “Er rezen ook problemen bij het identificeren en het opstellen van de lijsten van de slachtoffers, enerzijds als gevolg van het aanwenden van verschillende procedures en anderzijds ook om reden dat bepaalde ziekenhuizen het beroepsgeheim aanvoerden en dus weigerden om de identiteit van de slachtoffers vrij te geven. Hierdoor bleef er gedurende een te lange periode onduidelijkheid bestaan betreffende de lijst(en) van de slachtoffers die opgenomen werden in ziekenhuizen. Maar wat hierbij vooral ontbrak, is een geautomatiseerd alomvattend registratiesysteem voor slachtoffers.”
[259] “Een van de grootste en meest omvangrijke behoeftes, is de behoefte van de slachtoffers om direct te worden geïnformeerd over de stand van zaken. Het ontberen van een centraal aanspreekpunt voor slachtoffers creëerde een onduidelijke situatie voor slachtoffers en hulpverleners. Zij moesten dikwijls zelf op zoek gaan naar (door hen te betalen) psychologische en andere nazorg. Het kwam ook voor dat mensen die zochten naar familieleden of vrienden en kennissen geen beroep konden doen op een centraal aanspreekpunt. De diensten die hierbij optraden (slachtofferbejegening politie, slachtofferhulp door de diensten van algemeen welzijn, psychologische adviseurs FOD Volksgezondheid), hebben zich volledig ingezet, maar dit verliep niet altijd op een voldoende gecoördineerde wijze. Vooral de psychosociale hulp aan slachtoffers verliep fragmentarisch en verschilde sterk naargelang de dienst of organisatie die in actie kwam. Ook hulpverleners hebben nood aan ondersteuning. Sommige diensten besteedden daar meer aandacht aan dan andere.”
Samengevat:
De commissie vraagt verdere uitwerking of herschrijven van wetgeving. Een deel van de aangehaalde noden (ICMS, BE-Alert) krijgen reeds enige vorm. Andere aanpassingen zullen onvermijdelijk op middellange of lange termijn ook invloed hebben op de lokale noodplanning.
De belangrijkste werkpunten waarmee de lokale noodplanning zal geconfronteerd worden:
- Nood aan actualisatie van het KB noodplanning en afstemming met betrokken andere wetgeving (bv KB terro van 1 mei 2016. De eerste stappen voor de actualisatie van het KB op de noodplanning werden in de eerste helft van 2016 reeds genomen. Een nieuw KB wordt voorbereid. Ook voor de lokale noodplanning wordt het afwachten wat dit brengt. Het herschrijven van het KB op de noodplanning biedt meteen oportuniteiten om de rol van de ambtenaar noodplanning ook een operationeel karakter te geven. De praktijk wijst immers uit dat het vroegtijdig betrekken van de ambtenaar noodplanning het multidisciplinair karakter van de hulpverlening versterkt. De ambtenaar noodplanning werkt ten slotte dagdagelijkst vanuit een multidisciplinair uitgangspunt.
- Nood aan afspraken bij terroristische incidenten (of dreiging). KB terro van 1 mei 2016 werd ondertussen gepubliceerd maar blijkt praktisch niet werkbaar wegens in conflict met het KB op de noodplanning. Het huiswerk zal dus vroeg of laat over gedaan moeten worden om juridische tegenstrijdigheden bij de hulpverlening te voorkomen. Bij het opmaken van de provinciale BNIP’s rond terro, is deze tegenstrijdigheid meteen reeds een eerste struikelblok gebleken.
- Nood aan afspraken rond de verhoudingen en interactie tussen de verschillende bestuurlijke overheden enerzijds en beheercellen van belangrijke stakeholders (zoals bedrijven, instellingen, vervoersmaatschappijen…) anderzijds. Aandachtspunt voor de lokale noodplanning is dat de burgemeester , via de nieuwe gemeentewet (art 133 & 135, §2), de bevoegdheid inzake handhaving van de openbare orde werd toevertrouwd. Hoe gaan we hiermee om als lokale noodplanning / Lokaal bestuur tijdens een federale fase?
- Nood aan een eenvormig digitaal communicatie & informatie platform à ICMS is in ontwikkeling en komt tegemoet aan de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Belangrijk hierbij is dat ook de lokale noodplanning hiervan intensief gebruik zal maken bij grote en minder grote incidenten teneinde de werking ervan goed te beheersen.
- Nood aan een snelle en uniforme communicatietool met de bevolking betrokken bij een grootschalig incident à BE-Alert wordt in de eerste helft van 2017 geïmplementeerd met tegen de zomer een nationale campagne. Ook de lokale noodplanning zal hiervan gebruik kunnen maken.
- Nood aan een snel beschikbare en correcte slachtofferlijst. Om allerlei redenen is dit momenteel een grote uitdaging bij ieder incident met vele slachtoffers. Voor de lokale noodplanning is het belangrijk deze redenen te begrijpen en vroegtijdig te kunnen uitleggen aan de bevolking.
Lees volgende week meer in deel 2 van deze blog. Hier gaan we dieper in op de thema's:
- actiepunten voor de lokale noodplanning
- oefenen volgens de onderzoekscommissie
Het hele verslag van dit parlementair onderzoek is beschikbaar via:
http://www.lachambre.be/doc/FLWB/pdf/54/1752/54K1752006.pdf
- actiepunten voor de lokale noodplanning
- oefenen volgens de onderzoekscommissie
Het hele verslag van dit parlementair onderzoek is beschikbaar via:
http://www.lachambre.be/doc/FLWB/pdf/54/1752/54K1752006.pdf